Categorie: Sinterklaas
Thema Sinterklaas | kringactiviteiten rekenen
Werken met pepernoten (kan ook met schuimpjes, etc.)
* Leg een (groot) aantal pepernoten op tafel en laat je leerlingen groepjes maken met de pepernoten. Zo kun je de leerlingen bijvoorbeeld vragen hoeveel pepernoten je uit de zak moet halen om alle kinderen één pepernoot te kunnen geven. Als je een aantal pepernoten op tafel hebt gelegd, kun je één van de leerlingen vragen om het voor je te verdelen over de kinderen.
* Leg bijvoorbeeld 10 pepernoten op tafel en laat deze verdelen in bijvoorbeeld groepjes van 2. Hoeveel groepjes hebben we nu gemaakt? Hebben we de pepernoten eerlijk verdeeld of houden we over?
* Maak met de pepernoten 2 groepjes en vraag je leerlingen waar meer, minder of evenveel ligt? Dit kan je met verschillende hoeveelheden doen. Vraag je leerlingen ook waarom ze denken dat er bij die ene meer/minder ligt dan bij de ander. Hoe zie je dat? Laat ze vervolgens de pepernoten tellen.
* Leg bijvoorbeeld 10 pepernoten op tafel en tel samen met de leerlingen hoeveel pepernoten er op tafel liggen. Iemand (jij?) bent een snoeppiet en vindt pepernoten enorm lekker. Je ‘eet’ bijvoorbeeld 2 pepernoten op, maar hoeveel liggen er eigenlijk nog? Je kunt bijvoorbeeld de vraag stellen: ‘Wie weet hoeveel pepernoten er nu nog liggen?’
– Tip: laat je leerlingen de ogen sluiten.
* Leg bijvoorbeeld 6 pepernoten op tafel en vraag je leerlingen of je deze pepernoten eerlijk kunt verdelen over bijvoorbeeld 2 kinderen. Hoeveel krijg ieder dan?
* Haal een aantal pepernoten uit de zak (liefst niet meer dan 10 tenzij je de telrij tot 20 wilt oefenen) Tel samen met de leerlingen hoeveel pepernoten er op tafel liggen. Leg van te voren ook getal kaartjes of deze (de handjes) kaarten op tafel. Nadat de pepernoten geteld zijn, kun je je leerlingen vragen of ze ook het juiste kaartje weten te vinden bij dit aantal. Als er bijvoorbeeld 7 pepernoten liggen, moeten ze het kaartje met het getal 7 of 7 vingers weten te vinden.
* Juf Sanne heeft deze mooie kaarten met pepernoten gemaakt. Print deze kaarten uit en lamineer ze (blijven ze mooi!), zodat je ze op tafel kan leggen en je je leerlingen kunt vragen of ze twee kaarten kunnen vinden die evenveel zijn. Klopt het? Als het klopt mag de leerling deze kaarten ‘houden’. Je kunt dit net zolang spelen totdat alle kaarten op zijn.
Thema Sinterklaas | Kringactiviteiten taal
De Sinterklaas periode is weer aangebroken! Tijdens de kringmomenten zijn er genoeg leuke activiteiten om met je leerlingen uit te voeren. Hieronder beschrijf ik een aantal taal kringactiviteiten.
Werken met voorwerpen
Verzamel een aantal spulletjes rondom Sinterklaas. Je kan van tevoren je leerlingen ook vragen om spulletjes mee te nemen.
* Leg je verzamelde voorwerpen op tafel en benoem de spullen één voor één. Vervolgens laat je één van je leerlingen buiten de klas wachten. Een andere leerling pakt een voorwerp van tafel en verstopt deze. Daarna kan de leerling, die buiten op de gang stond, weer binnen komen en bekijkt vervolgens welk voorwerp is weggehaald. Dit kan je een aantal keer herhalen.
* Leg je verzamelde voorwerpen op tafel en bedek dit met een doek. Kies een leerling uit en laat deze aan een voorwerp voelen. Je kan er voor kiezen om de leerling het voorwerp te laten beschrijven, maar je kan de leerling ook alleen laten voelen en dat het vervolgens moet ‘raden’ welk voorwerp het was.
– Variatie: doe de voorwerpen in een jutezak en laat ze in de zak voelen.
* Leg je verzamelde voorwerpen op tafel (of in een jutezak) en laat de leerlingen rijmen. Je kan dit ook heel goed combineren met de eerder beschreven activiteiten.
* Leg je verzamelde voorwerpen op tafel en laat de leerlingen voorwerpen uitzoeken die bijvoorbeeld beginnen met de letter s. Dit kan je natuurlijk ook met andere letters uitvoeren.
* Leg je verzamelde voorwerpen op tafel (of in een jutezak) en laat je leerlingen de spullen classificeren. Welke voorwerpen horen bij de Sint en welke bij Zwarte Piet, etc.
* Leg een hoepel op tafel en leg hierin de verzamelde voorwerpen. Laat één leerling buiten de klas wachten. Een andere leerling wijst één voorwerp aan en dit is het voorwerp dat de naam ‘Sint’ krijgt. Zodra het voor iedereen duidelijk is om welk voorwerp het gaat, kan de leerling, die op de gang stond, weer binnen komen. Die leerling pakt één voor één een voorwerp uit de hoepel en telt de gepakte voorwerpen. Zodra de leerling de aangewezen voorwerp wil pakken (of daadwerkelijk optilt) roepen de andere kinderen ‘SINT’. De leerling die de voorwerpen één voor één aan het pakken was, moet dan direct stoppen met tellen. Hierna kunnen de voorwerpen weer in de hoepel en kan het spel opnieuw beginnen. De leerling die de meeste voorwerpen heeft kunnen pakken, heeft dan gewonnen.